zaterdag 1 november 2014

Cyprianus - Brief 19 - Aan de priesters en diakenen


Deze brief is gericht aan de priesters en diakenen in Carthago

Cyprianus bedankt ze voor hun brief. Ze hebben geschreven dat ze niet overhaast te werk gaan (met betrekking tot het opnieuw toelaten van gevallenen tot de kerk). Wie boete doet zal nederig, geduldig en gehoorzaam aan de bisschoppen zijn. (1)

In hun brief zeiden de priesters dat er bepaalde mensen zijn die niet willen wachten en onmiddellijk in de kerk willen terugkeren. De priesters vragen om advies, maar Cyprianus zegt dat hij duidelijk genoeg is geweest. Gevallenen die een brief van een martelaar hebben en die dodelijk ziek zijn, mogen hun schuldbelijdenis doen en de priesters en diakenen mogen hun de handen opleggen ter vergeving. Op die manier kunnen ze naar de Heer gaan met de vrede die de martelaars ze hebben beloofd. (2.1)

Wie als gevallene niet zo’n brief van een martelaar heeft moet geduld hebben to de kerk weer vrede heeft; Dit is van belang omdat de kwestie niet alleen een lokale is, maar een die de hele wereldkerk aangaat. (2.1)

De correcte manier van handelen is dat de bisschoppen (“wij leiders”) samenkomen met de geestelijkheid in de tegenwoordigheid van de leken die standvastig zijn. In zo’n heilige vergadering kunnen ze alle zaken beslissen. (2.2)

Laten die gevallenen maar wachten, want ook de belijders die uit hun land zijn verjaagd en die al hun bezit kwijt zijn, zijn nog niet eens naar hun kerk teruggekeerd. En sommige gevallenen willen zelfs voor die belijders terugkeren in de kerk? Als ze zo’n haast hebben kunnen ze krijgen wat ze willen - de strijd gaat nog door; als ze spijt hebben van hun afvalligheid en een sterk geloof hebben, kunnen ze hun kroon reeds ontvangen! (2.3)

Opmerkingen:
  • Deze brief volgt zeker op brief 18; is dus waarschijnlijk zomer 250 geschreven, juni of juli?? 
  • De vervolging in Carthago gaat nog door, hoewel er een mate van normalisatie moet zijn - anders zouden de gevallenen nog niet naar de kerk kunnen of willen terugkeren. 
  • Dat de belijders die zijn gevlucht eerst naar de kerk moeten terugkeren, voor gevallenen weer worden toegelaten, lijkt een kwestie van eer voor die belijders. 
  • Cyprianus heeft geen geduld met de gevallenen die nu al in de kerk terugwillen. Als ze zo nodig vergeving wensen, dan zoeken ze de marteldood maar, lijkt de bedoeling van 2.3. 
Voor deze bespreking heb ik gebruik gemaakt van The Letters of St Cyprian Volume 1 (Letters 1-27) door G.W. Clarke (Newman Press, New York, 1984). Dit is deel 43 van de serie Ancient Christian Writers.

Geen opmerkingen: