zaterdag 1 november 2014

Cyprianus - Brief 18 - Aan de priesters en diakenen

Deze brief is gericht aan de priesters en diakenen in Carthago

Cyprianus klaagt dat hij geen reactie krijgt op de brieven die hij aan de priesters en diakenen heeft gestuurd. Hij wil reactie, omdat hij anders niet goed leiding kan geven aan de gemeenschap. (1.1)

De zomer is begonnen - een tijd van plagen en ziekten - dus Cyprianus wil hulp sturen aan de gemeente.

Wie brieven van martelaars hebben ontvangen - die dus hulp kunnen krijgen via hun bevoorrechte positie bij God - als deze mensen dodelijk ziek worden, hoeven ze niet op de komst van Cyprianus te wachten. Ze kunnen hun zonden belijden voor een priester of desnoods als er geen priester is, voor een diaken. Die legt hun dan de handen op voor vergiffenis, zodat ze in vrede naar de Heer kunnen gaan. (1.2)

De overige gevallenen - mensen die niet zo’n brief van een martelaars kregen - moeten getroost worden door jullie aanwezigheid opdat ze niet hun geloof in de genade van God opgeven. Als ze nederig en oprecht boete doen en goed leven, zullen ook zij erop mogen rekenen dat God voor een oplossing zal zorgen. (2.1)

Over de catechumens, als die ernstig zoek worden: onthoud ze de genade van God niet als ze daarom vragen. (2.2)

Opmerkingen: 
  • Begin zomer 250 geschreven, juni? 
  • Cyprianus doet een compromis: als afvalligen met een brief van een martelaar bijna doodgaan, mogen priesters en diakenen de biecht afnemen en vergiffenis schenken door handoplegging. 
  • Dit lijkt de eerste keer te zijn dat we zien dat een bisschop unilateraal een oplossing voor een groot probleem levert zonder ruggespraak met collega’s. Hij verwijst ook niet naar precedenten. 
  • Er lijkt veel pressie van gevallenen met brieven van martelaars om weer in de kerk opgenomen te worden. (meer hierover in Brief 20.3) 
  • in 2.2 bedoelt Cyprianus zonder twijfel dat zulke catechumens gedoopt moeten worden op hun sterfbed. 
Voor deze bespreking heb ik gebruik gemaakt van The Letters of St Cyprian Volume 1 (Letters 1-27) door G.W. Clarke (Newman Press, New York, 1984). Dit is deel 43 van de serie Ancient Christian Writers.

Geen opmerkingen: